Home | Steigerwijzer

1. Voetplaat

Vlakke plaat van minimaal 225 cm² voorzien van een pen of een korte pijp, waarover of waarin een staander kan worden geschoven, die dient om de belasting van de staander over een groter draagvlak te verdelen.

2. Voetspindel

Verstelbare voetplaat.

3. Staander

Verticaal geplaatste steigerpijp, die op een voetplaat of voetspindel staat t.b.v de belastingoverdracht naar de ondergrond.

4. Leuningwerk

Bestaat uit kantplank, knieleuning, heupleuning en borstleuning.

5. Kantplank

Vormt een opstaande rand langs de werkvloer om te zorgen dat er geen voorwerpen van de steiger vallen.

6. Knieleuning

Leuning op kniehoogte.

7. Heupleuning

Randbeveiliging op heuphoogte.

8. 3e leuning / borstleuning

Leuning op borsthoogte bij slagen groter dan 2,20m.

9. Leuningstaander verticale pijp

T.b.v. vastzetten leuning.

10. Kopleuning

Leuning in het kopse vlak, dwars op de langsrichting.

11. Ligger

Horizontaal geplaatste steigerpijp die meerdere staanders met elkaar verbindt die in een rij evenwijdig met de gevel geplaatst zijn.

12. Langsdiagonaal

Steigerpijp in het verticale vlak die het scheef staan van de steiger in de lengterichting tegen gaat.

13. Dwarsdiagonaal

Steigerpijp in het verticale vlak loodrecht op de gevel die het schranken van de steiger-constructie tegen gaat.

14. Horizontaal- diagonaal

Windverband ter vergroting van de verticale stijfheid van de constructie.

15. Steigerdeel

1 dun houten deel van 200 mm breed en 32 mm dik, meest voorkomende lengte 5 m; 2: houten deel van 200 mm breed en 50 mm dik.

16. Vloerelement

Prefab vloerelement voor systeemsteiger.

17. Werkvloer

Vloer die bestemd is om op te werken, waarop materialen zijn geplaatst of waarover verkeer van personen en vervoer van materialen plaatsvindt.

18. Console (Uitbouw)

Aanbouw aan een staander, op willekeurige hoogte (zie RS) aangebracht, waarop buiten de staanders aan de bouwwerkzijde of buitenzijde van de steiger een werkvloer gemonteerd kan worden.

19. Tralieligger

Stalen constructie van parallelle steigerpijpen die diagonaal met elkaar zijn verbonden door gelaste strippen, geschikt voor het maken van grote overbruggingen en het opvangen van grote krachten.

20. Hulpkorteling

Korteling die rust op de liggers om werkvloer te ondersteunen.

21. Verankering

Onderdelen die het steiger-geraamte verbinden met de verankerings-punten in of aan het bouwwerk.

22. Korteling

Steigerpijp tussen de staanders die dient om de werkvloer te ondersteunen, bevestigd aan de langsligger.

23. Grondslag

Onderste slag van de steiger net boven het maaiveld.

24. Stelraam

Element waarbij de binnen- en buitenstaander vast met elkaar verbonden zijn.

25. Onderstopping

Element geplaatst tussen het maaiveld en de voetplaat om de belasting te spreiden.

bs. steigerbreedte

1 enkele steiger, afstand van de muur tot aan de binnenkant van de staander; 2 dubbele steiger, afstand tussen de binnenste en de buitenste staander, hart op hart gemeten.

hi. Slaghoogte

Verticale afstand tussen twee opeenvolgende langsliggers, hart op hart gemeten.

hs. Steigerhoogte

Afstand van het ondersteuningspunt van de staander tot bovenkant leuning.

s. Staanderafstand

Hart op hart afstand van de staanders in lengterichting van de steiger.

u. Uitbouwconsole

Systeemelement ter verbreding van de werkvloer.

1. Voetplaat

1. Voetplaat

Vlakke plaat van minimaal 225 cm² voorzien van een pen of een korte pijp, waarover of waarin een staander kan worden geschoven, die dient om de belasting van de staander over een groter draagvlak te verdelen.
2. Voetspindel

2. Voetspindel

Verstelbare voetplaat.
3. Staander

3. Staander

Verticaal geplaatste steigerpijp, die op een voetplaat of voetspindel staat t.b.v de belastingoverdracht naar de ondergrond.
4. Leuningwerk

4. Leuningwerk

Bestaat uit kantplank, knieleuning, heupleuning en borstleuning.
5. Kantplank

5. Kantplank

Vormt een opstaande rand langs de werkvloer om te zorgen dat er geen voorwerpen van de steiger vallen.
6. Knieleuning

6. Knieleuning

Leuning op kniehoogte.
7. Heupleuning

7. Heupleuning

Randbeveiliging op heuphoogte.
8. 3e leuning / borstleuning

8. 3e leuning / borstleuning

Leuning op borsthoogte bij slagen groter dan 2,20m.
9. Leuningstaander verticale pijp

9. Leuningstaander verticale pijp

T.b.v. vastzetten leuning.
10. Kopleuning

10. Kopleuning

Leuning in het kopse vlak, dwars op de langsrichting.
11. Ligger

11. Ligger

Horizontaal geplaatste steigerpijp die meerdere staanders met elkaar verbindt die in een rij evenwijdig met de gevel geplaatst zijn.
12. Langsdiagonaal

12. Langsdiagonaal

Steigerpijp in het verticale vlak die het scheef staan van de steiger in de lengterichting tegen gaat.
13. Dwarsdiagonaal

13. Dwarsdiagonaal

Steigerpijp in het verticale vlak loodrecht op de gevel die het schranken van de steiger-constructie tegen gaat.
14. Horizontaal- diagonaal

14. Horizontaal- diagonaal

Windverband ter vergroting van de verticale stijfheid van de constructie.
15. Steigerdeel

15. Steigerdeel

1 dun houten deel van 200 mm breed en 32 mm dik, meest voorkomende lengte 5 m; 2: houten deel van 200 mm breed en 50 mm dik.
16. Vloerelement

16. Vloerelement

Prefab vloerelement voor systeemsteiger.
17. Werkvloer

17. Werkvloer

Vloer die bestemd is om op te werken, waarop materialen zijn geplaatst of waarover verkeer van personen en vervoer van materialen plaatsvindt.
18. Console (Uitbouw)

18. Console (Uitbouw)

Aanbouw aan een staander, op willekeurige hoogte (zie RS) aangebracht, waarop buiten de staanders aan de bouwwerkzijde of buitenzijde van de steiger een werkvloer gemonteerd kan worden.
19. Tralieligger

19. Tralieligger

Stalen constructie van parallelle steigerpijpen die diagonaal met elkaar zijn verbonden door gelaste strippen, geschikt voor het maken van grote overbruggingen en het opvangen van grote krachten.
20. Hulpkorteling

20. Hulpkorteling

Korteling die rust op de liggers om werkvloer te ondersteunen.
21. Verankering

21. Verankering

Onderdelen die het steiger-geraamte verbinden met de verankerings-punten in of aan het bouwwerk.
22. Korteling

22. Korteling

Steigerpijp tussen de staanders die dient om de werkvloer te ondersteunen, bevestigd aan de langsligger.
23. Grondslag

23. Grondslag

Onderste slag van de steiger net boven het maaiveld.
24. Stelraam

24. Stelraam

Element waarbij de binnen- en buitenstaander vast met elkaar verbonden zijn.
25. Onderstopping

25. Onderstopping

Element geplaatst tussen het maaiveld en de voetplaat om de belasting te spreiden.
bs. steigerbreedte

bs. steigerbreedte

1 enkele steiger, afstand van de muur tot aan de binnenkant van de staander; 2 dubbele steiger, afstand tussen de binnenste en de buitenste staander, hart op hart gemeten.
hi. Slaghoogte

hi. Slaghoogte

Verticale afstand tussen twee opeenvolgende langsliggers, hart op hart gemeten.
hs. Steigerhoogte

hs. Steigerhoogte

Afstand van het ondersteuningspunt van de staander tot bovenkant leuning.
s. Staanderafstand

s. Staanderafstand

Hart op hart afstand van de staanders in lengterichting van de steiger.
u. Uitbouwconsole

u. Uitbouwconsole

Systeemelement ter verbreding van de werkvloer.

Inhoud

Bouw

Industrieel

Offshore

Onderdelen standaardsteiger slaghoogte max. 2,20m